BACK | Olphaert den Otter
De Tuin van Vroeger…. Wát een titel! Je ziet het schilderij, je leest de woorden en pátsboem wordt je naar je gevoelsleven gekatapulteerd.
Dit schilderij zit zó vol geheim en vreemde, droomachtige elementen, dat je aanvankelijk niet eens weet waar je kijken moet. Waar te beginnen?
Geeft niks. Precies als in een droom, waarin de meest bizarre taferelen vanzelfsprekend zijn, zo heeft dit schilderij een volstrekt natuurlijk voorkomen. Dit lijkt een wilde schildering met grote gebaren, maar het is in opzet een beheerst en juist bedácht schilderij, maar van een fascinerend naturel. Hier loop je zó doorheen. Sterker nog, hier ben je al eens geweest. Eén al zintuiglijkheid en herinnering.
Door de kleuren en schaduwen, het licht, de lucht en het water, de suggestie van bomen en wolken zit je direct in een bestaand landschap. Die woeste verfstreek met de halfdroge kwast boven het water, (want dat is het, alleen maar een veeg verf) is dat een zomerse en licht heiige barokke stadsgevel aan het water, zijn dat misschien kerkkoepels en paleizen in de verte? Of zien we, dichterbij, een vloeiende gebeeldhouwde brugboog als in Florence of Venetie?
Boven de denkbeeldige stad een grote witte ballon, een rubberen tuut eraan, als zo’n wetenschappelijke weerballon, net voor-i losgelaten wordt. Of als één van de reusachtige ballonnen die ooit aan kabels boven Londen dreven, om vijandelijke vliegtuigen dwars te zitten. Onwezenlijk groot.
Daarnaast een schenkende kruik, waterzak uit de oudheid, een zwevende amfoor, een vrucht vol sap, eeuwige bron van vloeiende gewichtloosheid. Ook al reusachtig, want pal ervóór heeft de schilder een kaalgeblakerde dennenboom geplaatst om daarmee het formaat van de kruik aan te geven.
Waterstroom naast verschroeide boom. Water omlaag, boom omhoog, een harde stekel de lucht in.
Je ziet het niet in dit schilderij, het valt niet op, want het is breed, liggend, het heeft een horizon, het is een langgerekt schilderij. Maar in feite wemelt het van de verticale lijnen en elementen, als een landschap vol verkeersborden.
Wie de andere schilderijen van Olphaert den Otter kent weet dat hij nooit mensen schildert. Tóch, daar, links onder de arcade van de twee bomen die elkaar als kussende amoebes lijken af te tasten in de schemer, en waarvan de ene kruin lijkt op een rond hutje, als het nest van een prieelvogel, het meest romantische knutseldier op aarde, daaronder lopen twee figuren, naar een einder waar een smeulende stad lijkt te liggen. Zijn het wel mensen? Ze zien er uit als afgebrande lucifers. Ze lopen niet maar hebben wieltjes. Als buitenaardse priesters op een hedendaagse Segway zoeven ze langs het meertje dat zich hier voordoet als een kristallen bol met raadselachtige spiegeldieptes.
Boven het water, als een fata morgana staat er hoog in de blauwe lucht nog een beweeglijke spiegeling. Precies de bomen, precies de ballon, precies de kruik, vul maar in, wat je maar wilt. Het is de luchtspiegeling van maar net waar je naar kijkt. Alles is vreemd en alles klopt. De tuin van vroeger.